31-03-2011 - Windsurfen, Nieuws

Cultuursurfen in Tunesië

Op pad met Noord-Afrika-kenner Thomas Traversa.

De eerste keer dat ik in Tunesië was – met mijn ouders en broers – was ik zeven jaar oud. Met zijn vijven in onze oude Renault 9. Onvergetelijk. Een land aan de andere kant van de Middellandse Zee, zo dichtbij Europa, en niet zo lang geleden nog Frans, maar met een totaal andere cultuur en levensstijl. Windsurfen was de perfecte reden om opnieuw kennis te maken met dit land. Dit keer iets comfortabeler met mijn vriendin Sophia in onze campervan.

Tekst: Thomas Traversa
Foto’s: Sophia Regerbis

Terwijl we de Lonely Planet doorbladeren, zien we onszelf al in de voetsporen van Hannibal treden, struinend door oude Romaanse landschappen, of shisha rokend en muntthee drinkend op een dorpspleintje. Als je de plaatjes uit de gids ziet zou je bijna vergeten dat er genoeg winterstormen en swells zijn die het land aandoen, en dat de ruim 1100 kilometer lange kustlijn een berg potentievolle spots biedt. Bijna, want een echte windsurfer houdt dit altijd in zijn achterhoofd, dus het kleine beetje ruimte dat we nog overhebben in onze bus naast de tent, het kookstelletje en onze dekbedden, benut ik om helemaal vol te proppen met windsurfspullen. We zijn klaar om windsurfen een plaatsje te geven op de Tunesische ansichtkaart.

De Tunesische surfscene rond Bizerte
Vanuit het zuiden van Frankrijk rijden we naar Italië, waar we de boot nemen naar Tunis, de twee miljoen inwoners tellende hoofdstad van Tunesië. Antony Ruenes staat al op ons te wachten op het vliegveld, hij zag de goede voorspellingen en besloot gelijk een ticket te boeken en de koude Franse winter even te ontvluchten. Samen met Antony rijden we naar Bizerte, waar een oude vriend van me genaamd Nebil ons hartelijk ontvangt. Ik ontmoette Nebil een paar jaar geleden op een trip naar Tunesië samen met Jean Souville, Colin Sifferlin en JB Caste. Nebil was een van de eerste windsurfers in Tunesië en staat sindsdien aan kop van de kleine locale scene. In sommige weekenden zijn er toch al gauw twintig of meer surfers op het water, best veel voor dit land. Naast Nebil en andere pioniers als Marwane en Karim zijn er ook steeds meer jonge Tunesiërs die zich tussen de golven wagen, allemaal super gemotiveerd en leergierig. De sfeer is zeer vriendelijk, een echte tribe spirit. Wij richten ons op het stuk kust ten westen van Bizerte, richting de Algerijnse grens. Dit stuk van Tunesië pakt de beste golven en de windvoorspellingen zien er goed uit voor een aantal spots die ik eerder al op Google Earth uitgecheckt heb. Na een nachtje in Bizerte trekken we erop uit in de richting van Tabarka. Omdat de wind nog niet op is gekomen, nemen we rustig de tijd om door het groene landschap te cruisen, door het platteland van Tunesië. Het doet me denken aan het centrale gedeelte van Frankrijk: overal open velden, heuvels, boerderijen en kleine dorpjes waar mannetjes rondhangen in cafés en kleine winkeltjes. De zeldzame keer dat we een vrouw zien zijn ze hard aan het werk in de velden, schapen aan het hoeden of hout aan het dragen. Das dan net weer wat anders dan het centrale Frankrijk.

La Police
We eten heerlijke gegrilde vis in Cap Serrat, een kleinmooi vissersdorpje, en rijden verder op weg naar de Algerijnse grens. We komen langs een checkpoint van de politie en vinden een camping voor de nacht in een kleine en afgelegen baai waar Nebil ons over verteld heeft. In de schemering zien we nog net dat de swell inmiddels is aangekomen; we kunnen niet wachten tot de volgende dag om te zien hoe de omstandigheden echt zijn. Als we net een beetje indommelen merken we dat er een auto stopt en dat drie mannen richting onze bus sluipen. Al snel zien we dat het een soort locale politie is, de spanning zakt en ik gebaar Antony dat hij zijn mastverlenger kan laten zakken. De vriendelijke mannen leggen ons uit dat dit niet echt de beste plek is om te kamperen – bedankt Nebil! – omdat het Algerijnse leger soms mensen haalt om met ze mee terug te gaan naar Algerije. We snappen niet helemaal waar ze het over hebben, we weten niet eens of het waar is, maar besluiten de mannen van de Garde Nationale te volgen terug naar Tabarka, het dichtstbijzijnde dorp. Ze dirigeren ons naar de haven en vertellen ons de nacht door te brengen op de kade. Niet gedacht dat ik me ooit veiliger zou voelen tussen de kranen en schepen dan op een strand.

Zeven graden celsius in Afrika
De volgende morgen zijn de golven van de partij, maar de wind is wat vreemd en de temperatuur komt niet boven de zeven graden uit. We rijden oostwaarts richting Bizerte, in de hoop dat we onderweg een goede spot tegenkomen. Het probleem met deze lange kuststrook is dat er maar heel af en toe een toegangsweg naar het strand is. Overal waar we door weten te dringen tot het strand is de wind al veel te sterk en de zee een verwaaide klotsbak. Na een paar uur rijden realiseren we ons dat we waarschijnlijk nooit de perfecte spot zullen vinden en dat er niks anders opzit dan terug te rijden naar Bizerte om wat lichtere wind op te zoeken. We spreken af met Nebil en rijden samen naar Ras Jebel, de meest zekere spot uit de regio. Als we aankomen zijn er al een aantal locals aan het optuigen, met een smile op hun gezicht: de omstandigheden zijn goed! We tuigen als gekken onze spullen op en in no time staan we op het water, door het dolle heen. De golven lopen tot over head high binnen en de wind is mooi cross-offshore. We hebben geluk, zo mooi wordt het hier zelden, en we varen door totdat de zon onder gaat. De locals zijn ook behoorlijk stoked met hun sessie en we eindigen de dag samen in een cafeetje waar we opwarmen met een kopje thee terwijl we napraten over deze mooie surfdag. Uitgeput volgen we Nebil richting Bizerte voor een diner met zijn familie, waarna we crashen in een lokaal hotel, toch net wat fijner dan onze havenstandplaats.

Kloteregen
Als Antony ons de volgende morgen wakker maakt, komt de regen met bakken uit de hemel vallen. Omdat hetzijn laatste dag is, doet hij er alles aan om ons naar het water te laten rijden, en na een kwartier op ons bed te hebben gesprongen, geven we ons gewonnen. We rijden terug naar Ras Jebel, waar het weer goed zou moeten zijn. De golven zijn er, maar de wind is verdwenen. Verder op zee waait het nog wel, maar niet waar de golven lopen, kloteregen. We wachten een uur op het strand en praten wat met de locals tot het ophoudt met regenen, maar helaas, de wind komt niet terug… het is het einde van Antony’s Tunesische windsurfavontuur.

Nu Antony terug naar huis is, kunnen wij onze Lonely Planet er weer bij pakken en rustig een paar dagen door dit mooie land cruisen totdat de wind weer terug is. Het wordt wat warmer en we verlaten de kust en trekken naar Dougga, ooit onderdeel van het Romeinse Rijk onder Julius Ceasar. Het is een waar olijvenparadijs met prachtige tempels, oude huizen en thermale baden. Het oude amfitheater is perfect bewaard gebleven, echt te gek. We zijn bijna de enige in de stad en brengen de middag door met rondstruinen en stomme foto’s maken.

Schuddende bus
We verlaten de oude stad om de rest van de dag in Le Kef door te brengen. Mijn oom heeft hier een paar jaar gewoond en zijn enthousiaste verhalen waren genoeg om ons over de streep te trekken. Het blijkt geen onzin te zijn geweest, het is een mooi stadje gelegen op een heuvel, met witte huisjes met blauw ramen, smalle straatjes en veel bedrijvigheid. We hangen een beetje de toerist uit, eten de beste sinaasappels die we ooit geproefd hebben en genieten van de zonsondergang bovenaan de heuvel. We volgende dag rijden we wat door de bergen en maken we langzaam weg naar Tabarka. Dit keer wachten we niet tot de politie ons van het strand plukt, maar rijden we meteen door naar een klein dorpje in de buurt om de nacht aan zee te kunnen doorbrengen. De wind blaast al en het ziet er naar uit dat het de volgende dag goed wordt!

De bus schudt de hele nacht heen en weer en als ik er ‘s ochtends even uit ga om te plassen waait het zo hard dat ik niet eens kan plassen zonder mezelf nat te maken, merde. Opnieuw moeten we onze zoektocht naar de perfecte spot staken en weer rijden we naar Bizerte op zoek naar een plek waar het nog enigszins te doen is. We volgen de locals naar een spot die helaas toch niet is waarop we hoopten, de wind is duidelijk te sterk en te vlagerig. De volgende keus is een spot vlak naast de haven van Bizerte, de wind is nog steeds sterk maar de golven zien er goed uit. We parkeren op het strand en ik tuig mijn 3,6 op, Karim en Nebil pakken ook hun kleinste zeiltjes. De sets zijn logo hoog en de wind is cross-offshore. Het wordt een behoorlijk hardcore sessie, zelfs op dit beschutte stukje strand komen er vlagen door van wel 60 knopen of meer, buiten gijpen is haast onmogelijk om nog maar te zwijgen van golfrijden. Uiteindelijk lukt het me een paar golven te pakken zonder weggeblazen te worden, maar na een uurtje heb ik het echt gehad met deze halve orkaan. Karim wordt gespoeld, verliest zijn board en breekt zijn mast en Nebil neemt het zekere voor het onzekere en gaat ook maar het water af. In de tijd dat we aan het varen zijn is het tij langzaam opgekomen, precies tot onder mijn bus! Sophia was zo druk met het maken van foto’s dat ze het niet gezien heeft en ik vrees het ergste. Gelukkig weet Nebil mijn VW net op tijd los te trekken. Met zijn 4×4 half in het water trekt hij ons op het droge.

De bekendste moskee van het land
De volgende ochtend is de storm voorbij en na een kop koffi e in Bizerte rijden we naar Tunis om een beetje te cruisen in de big city. Sofien, een vriend die ik ken van het windsurfen, haalt ons op en is onze gids in deze miljoenenstad. We volgen hem door de smalle straatjes van de ‘medina’, genieten van een royale lunch in het restaurant van zijn neef en slenteren door de ‘souk’, van shop naar shop, waarbij iedereen ons probeert te verleiden iets te kopen. En de verleiding is er zeker, er is zo veel te koop! Ik probeer me niet te laten afleiden door al het gefluit en geroep, maar uiteindelijk gaan we naar huis met een berg snuisterijen en andere locale goederen, Sophia is er dol op. We komen bij een grote moskee waarvan Sofi en vertelt dat het de bekendste van het land is, de moskee van waaruit elke avond het gebed wordt uitgezonden op TV. We gaan naar binnen, Sophia met een grote trui aan om de boel wat fatsoenlijker te maken. Na deze goede cultuursessie waar onze moeders trots op zouden zijn, verlaten we dit drukke gedeelte van Tunis en rijden naar Sidi Boussaid, Tunis’ chique suburb, waar we de avond doorbrengen. We zitten bovenop een heuvel en kijken uit over de Golf van Tunis, echt een prachtige plek. Alles is wit en turkoois, het voelt alsof we door een ansichtkaart lopen, de perfecte plek om nog eens een shisha te roken en thee te drinken, zoals elke toerist behoort te doen!

Op naar de warmte
We hebben nog een week in Tunesië en er is nog zoveel te zien. We besluiten nog een keer het risico te nemen om terug te rijden naar Bizerte, op zoek naar die unieke windsurfspot. Het wordt uiteindelijk een korte onshore sessie op Cap Blanc, nog extra verkort door een ijskoude onweersbui. Ik begin te zien waarom dit land zo groen is! We hebben behoefte gekregen aan zon, vooral Sophia die niet windsurft en het fotograferen in de regen en kou inmiddels ook wel gezien heeft, en besluiten dit gedeelte van Tunesië voor gezien te houden en ons geluk te beproeven aan de oostkust.

Na een nachtje rijden komen we aan in een kustplaatsje in de buurt van Sousse. Het weer is beter, warmer vooral en we hebben geluk: in de morgen lijkt de ‘spot’ goed te werken, er lopen kleine golfjes en de wind is sideshore. Deze spot doet me denken aan Moulay, met bruin water na een nachtje regen, en zo nu en dan kleine secties om eens lekker te smacken. Een paar sms-jes later en een groep locals voegt zich bij ons voor onze laatste sessie in Tunesië, een goede en lange sessie waar ik me even helemaal kan opladen.

Epilogue
Na deze laatste lucky day zouden we verder afzakken naar het zuiden. We rijden door droge en stoffige bergen met huizen gebouwd van klei. In de Sahara brengen we twee dagen door in de kalmte van een oase, met wat andere reizigers om onze gedachten mee te delen, waarna het tijd is om terug te keren naar Tunis en de boot te nemen naar huis. Op de terugweg praten we over de mooie en vooral ook bizarre momenten die we hebben meegemaakt. Dingen die je als vreemdeling eigenlijk altijd wel meemaakt: de politie in de noordelijke dorpjes die alles controleert, het feit dat er zo ongelooflijk weinig vrouwen te zien zijn, de constante aanwezigheid van religie, de moskeeën, overal enorme foto’s van de president aan de muur… Het enorme contrast tussen het groene noorden en het zanderige zuiden. Gespecialiseerde dorpjes onderweg, waar iedereen hetzelfde verkoopt, zoals rode peper of snoep. De mix tussen het ouderwetse plattelandse en het moderne, toeristische, industriële Tunesië. Dat alles geeft een surfreisje een heel andere lading. Je zou het ook cultuursurfen kunnen noemen.

 

 van